Welkom – 3 gedichten

 

 

 

 

Welkom

 

Ik hang mijn jas op aan de kapstok naast de deur

en blijf in mijn geluk verzonken staan.

Hier vallen van mij af getal en kleur,

waaronder ik bij vreemden moet bestaan.

 

 Vermenigvuldigd tot oneindigheid

en teruggebracht tot ongebroken licht

ga ik naar binnen toe; je breidt de armen uit;

terwijl je kust liggen je ogen dicht.

 

 

Gerrit Achterberg

 

 


 

 

 

 

 

Het licht is dichter dan

 

het licht is dichter dan

het lichte gezicht van de mens

met gespierde vlaggen sluit

het de deuren van de huid

op wacht staat buiten de nacht

 

hol water fluit en lokt

in golven vervaard en hard

onder de straal aan zijn haard

de staak van ‘t gegrendeld gezicht

in zijn gegrendeld gezicht ligt de mens

 

een kamer voor de eenzaamheid

een voorhof voor de duisternis

daartussen trilt op elke drempel

de wimpel van de heugenis

 

Lucebert

 


 

 

 


 

Poëzie is een daad

Poëzie is een daad
van bevestiging. Ik bevestig
dat ik leef, dat ik niet alleen leef.

Poëzie is een toekomst, denken
aan de volgende week, aan een ander land,
aan jou als je oud bent.

Poëzie is mijn adem, beweegt
mijn voeten, aarzelend soms,
over de aarde die daarom vraagt.

Voltaire had pokken, maar
genas zichzelf door o.a. te drinken
120 liter limonade: dat is poëzie.

Of neem de branding. Stukgeslagen
op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen,
maar herneemt zich en is daarin poëzie.

Elk woord dat wordt geschreven
is een aanslag op de ouderdom.
Tenslotte wint de dood, jazeker,

maar de dood is slechts de stilte in de zaal
nadat het laatste woord geklonken heeft.
De dood is een ontroering.

-------------------------------------------------
uit: 'Het huis waarin ik woonde' (1955)

 

Schrijver: Remco Campert

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Add comment