Oscar Wilde
17. “Fraai ging ik uit…”
O God het is een droeve zaak
Om thuis te zitten, lippen ongekust.
Mrs. Browning
Fraai ging ik uit in de nacht,
Al treurde de wind zijn lied,
En heb onder lamplicht gewacht,
Want ik wist, onknap was ik niet.
Er kwam iemand met vurig oog,
En een hals als een duif die koert;
Toen lust, mij ziend, hem bevloog,
Wist ik dat tot Liefde dit voert.
Zie wat ik zo opdeed op straat:
Een knaapje mollig en mooi,
Witvoetig en klein van maat,
Met een gouden krullentooi.
Rood en wit als een egelantier,
Oogjes bruin en helder als wijn,
Handjes, teentjes wit, welk plezier
Is mijn lieflijke knulletje klein.
Wat zeg je nu? Een zondekind
Aan het boze oog van God ten prijs,
Die hem nimmer toelaatbaar vindt
Tot de lelies, rivieren en bloemen van ’t Paradijs?
Oscar Wilde