Dwalen, en niet verdwalen, zo spreekt zijn oude stem, zachtjes
een beetje bedeesd, in korte zinnen, Zijn woorden klinken, en zij luistert
aandachtig, naar wat hij te vertellen heeft liggend in zijn bed, ziek in laatste adem.
Hij vraagt haar naar de zee? Zij vertelt hem over hoge golven, meeuwen boven de einder
en spelende gedachten van kinderen die naar de zon lachen.
Hij ziet de zee in fraaie schilderijen, zachte witte verf die de golven streelt
geschilderde vogels in een helderblauwe lucht.
Zij laat hem oude foto’s zien. Vergeelde afbeeldingen uit een lang verleden.
Hij pakt haar hand in de zijne, die uit een korte stilte komt.
Land met de stenen horizon, waar verhalende wolken zwijgen
om het licht door te laten. Vergeten steden uit een verloren land.
Herinneringen beklijven.
Heb jij die mooie vrouw gesproken? vraagt hij. Maar nee,
er is niets meer uit te leggen. Haar stemgeluid blijft sereen
in de kalmte van haar boezem.
“Ze is er niet meer. Ze is van hier vertrokken, de zon achterna
op zoek naar nieuwe liefde.” probeert ze uit te leggen
Hij kijkt haar aan met lede ogen. Aan de trage woorden van protest
hangt het beeld van zijn vroegere geliefde.
De fraaie groene schilderijen zwijgen in de stilte van zijn gedichten.
In de intieme wildernis van een gedachtedroom
ziet hij het gezicht van zijn geliefde. Ze is niet weg.
Ze is hier in zijn kalme gedachten.
Zijn korte zinnen beademen stiltemomenten.
© mobar