Ochtend in verf

 


 

Het is duidelijk, duidelijker kan niet, dat zij niet verder komt dan haar verlangen. Haar grootste zwakte ooit was toen zij hem liefhad in het wolkengroen achter de grauwe horizon van vergeten dagen. In het daglicht is zij een fladderende vlinder, geboren om geschilderd te worden, door hem die het zonlicht niet kan verdragen.

Ze staat bij hem, dichterbij zal hij niet komen. Er ligt een vreemd verlegen blauw landschap in zijn roze gedachten. Hij schildert rode straatstenen. Hij legt wegen aan deze ochtend in verf. Hij spiegelt de meren met de hemellucht. En dan eindelijk, na de eerste kop koffie is zij aan de beurt.

Het begint bij haar vleugels, die heeft ze niet meer nodig. Het eindigt bij haar voeten, haar tenen, haar zwart gelakte nagels. Hoe hij haar naam noemt, nu de honingbij weer zoemt, verwijst naar de zomer.
Haar ogen, haar lippen, alles krijgt een teder likje verf.

 

Add comment