Je roept herfst:

Maar ik ben geen boom, ik heb geen bladeren.

Ik verkleur niet in de nacht.

Mijn dromen veranderen de horizon met een laatste klacht.
Jij trekt jouw broek uit in denkbeeldige dromen, daar in dat wonderland tussen de bomen.
Jij trekt jouw broek uit, maar ik ben geen droom, ik schrijf geen boeken.

Ik ben geen potlood en ik heb geen pen.

Ik zie de zon en de zomerboot die vaart op de rivier van verlangen.
Je trekt jouw jas aan en zwaait naar de maan, maar de maan kan niet zwaaien, dus ik zwaai maar terug.

Je roept herfst, maar ik heb geen naam.

Ik zwaai naamloos naar de verte.

 



 

 

Add comment