Aai de dwaalgeest
Aai, het volk roept jouw naam naar de hemel
op de wolken lopen mensen door wildernis
in jouw gedichten heerst een zwijgen
die stilte kan verklaren
stilte, onvergankelijke stilte
zoals die staart uit ouderdom
al meer dan een halve eeuw lang
niet langer bang voor de barbaren
of euforie die in kalme dromen angsten kent
Aai, jouw naam klinkt in de kelder
in het stofloze lied van de wijn
herzie ik het leven, nog eenmaal helder
Aai, er wandelt een wolk over de bergen
het leven wordt een brief in jouw gedachten
de wens is dichter van het denken
Aai, het volk weet dat je niemand bent
en ook niet bij mij want hier heerst stilte
misschien wil ik eindelijk weten
hoe mensen in een universum leven
niet langer gescheiden van elkaar
op een kluitje in grote steden
bij de rietkraag van het plantsoen
hoe ze elkaar de jas aan doen
aandachtig de das omhangen
omslachtig, niets anders
dan een glimlach
waar je doorheen kijkt
als door doorzichtig zwijgen
nu je een waarheid weet
met al zijn spelonken
hoe mensen je een hand geven
niet langer vreemdeling in andere taal
met de dwaalgeest van de eerste letter
begint een nieuw vitaal levensverhaal.