Avond

Soms klonk over de vallei het denkbeeld van een stem ten tijde van het avonduur
als de lucht al leeg was, het onderworpen land
waarin niets sprak, de weg die met de ogen volgbaar
liep in alle stilte langs loofbos van het buiten
en in de ruimte boven aarde - klokslag negen uit de toren van het gat
dat naast zijn akkers ligt en weiden
en zijn bongerd teelt -
sprak mensloos avond.

------------------------------
uit: 'Als een beek', 1975.

Schrijver: Kees Ouwens

 


 

 

 

 

 

Aan het venster, bij maneschijn.

 

Nacht en stil is 't, om mij heen
Al 't gewoel des daags verdween.
Slechts de lieve maan beschijnt
Mij, door zorgen afgepijnd.

Duizend tranen zijn gestort,
Duizend zorgen afgekort:
En, mij arme, die hier lij,
Is de middernacht zelf blij!

Zachtkens juich ik in mijn deel,
Mij is alles evenveel.
Niets van 't geen het oog bekoort
Is er, dat mijn ruste stoort.

Mag ik maar, vol zuiver vuur,
U, bewondren - o natuur!
Mag ik maar, ootmoedig stil,
Gaan, waar God mij leiden wil!

O wat wens ik mij dan meer?
'k Heb dan al wat ik begeer,
En, zo 'k ooit, door onspoed ween,
'k Zie dan, door dit leven heen.

 

 

 

Schrijver: Margriet van Essen








Nachtbloesems VIIII

 

 

 

Kom mede in het duister, mijn kind!
Kom mede in het duister, want de avond is schoon!
Als verstomd zijn de vooglen; geen enkele toon
Zingt er de zangrige wind.

Kom mede in het duister, mijn lief!
Kom mede in het duister, waar niemand ons ziet;
Niet ene enkele bloem ons nieuwsgierig bespiedt,
Waar ze op haar stengel zich hief.

Kom mede in het duister, mijn hart!
Kom mede in het duister: ik smacht naar uw mond;
Naar de blik uwer ogen; naar 't haar, dat zo blond
Zich rond uw wangen verwart.

Kom mede in het duister, mijn schat!
Kom mede in het duister: 't al leeft met ons mee;
Al de rozekens storten in haar beê,
Zwijmlend, van kussen reeds mat...

Zo schoon is de nacht, en zo stille is de wind...
Kom dy mede in het duister, o mijn lief, o, mijn kind.

 

 

 

Schrijver: Louis Couperus

 

Add comment