Allemaal steden
de stad weifelt over de huizen
de morgen vaart over de daken
de stad binnen
de zon staat op tussen de huizen
onder carillonmuziek
de mensen wandelen in het donker
als het elf uur is
de zon spoelt aan op de daken
aan het strand van de verten
ligt de stille zee der lucht
waarin het schip van een kerktoren
flikkert
in de buik van de stad
drinken wij koffie
en de stad zeilt verder.
Hans Lodeizen
ONDER VREEMDEN
Het speelt het liefste ver weg op het strand,
het kind dat nooit zijn eigen vader ziet,
die overzee is in dat andere land.
Het woont bij vreemden en het went er niet.
Zij fluisteren erover met elkaar.
Heimwee huist in zijn kleren en zijn haar.
En altijd denkt het dat hij komen zal:
Vandaag niet meer; maar morgen, onverwacht -
en droomt van hem en roept hem in de nacht.
Ik wacht u, Vader van de overwal.
---------------------------------
Het sterreschip (1980)
Schrijver: Ida Gerhardt
'Zal ik nog een eindje met je meelopen?'
Ja hoor. Je mag meelopen tot het stoplicht,
of tot de eerstvolgende tunnel.
Tot de derde straat rechts,
tot de ingang van het park.
Tot bij het ziekenhuis, tot voorbij
het ziekenhuis, tot aan mijn huisdeur.
Je mag meelopen tot in mijn kamer,
tot het glaasje van het een of ander,
tot ik mijn tanden heb gepoetst
of tot het eerste ochtendlicht
over de stoel met kleren valt.
Tot de bouwvakkers aan het werk gaan,
tot de school weer is begonnen,
de ambtenaren pauze houden
de winkels zijn gesloten
of tot de laatste stoptrein gaat.
Tot na het ontwaken maar voor het ontbijt,
tot na het ontbijt maar voor de lunch,
tot na de lunch maar voor het avondeten
mag je meelopen.
------------------------------------------------------
uit: 'Genoeg gedicht over de liefde vandaag', 1999.
Schrijver: Hagar Peeters